11. Verrassing (uit hoofdstuk 5)
Omdat ik elf jaar werd, had mijn moeder een verrassing. Ik mocht met mijn vriendjes naar de film. De bioscoop was voor een kind in 1970 iets om zich dagenlang op te verheugen. En dat deden mijn vrienden. Want zodra ik wist wat we gingen doen, had ik het ze verteld: we gaan naar de film! Leuk hè?
Michiel was ook in de kerstvakantie jarig. We zouden ons feestje samen vieren. Ik was nieuwsgierig waar we heen zouden gaan. Na wat aandringen wilde ma het zeggen, maar ik mocht het niemand vertellen, ook Michiel niet. Dat beloofde ik.
– We gaan naar de Fabeltjeskrant.
– Wat? Daar ga ik niet heen! Dan word ik uitgelachen!
– Als je niet wilt, gaat je verjaardag niet door. En van je vriendje dus ook niet.
– Jij bent gemeen!
– Ik ben niet gemeen, jij moet naar mij luisteren!
Het ging dus gewoon door. De zaak was immers al geregeld met de moeder van Michiel. Deden ze mooi samsam! De arme vrouw had niets tegen ma in te brengen en zich graag verrassen, net als iedereen. Ook Michiel. Ik was de enige voor wie de verrassing eraf was.
In de laatste schoolweek kregen de jongens de uitnodiging.
– Naar welke film gaan we, Rolf?
Ik liet niks los.
Mijn vrienden gingen druk aan het speculeren. Wat zou het worden? Bud Spencer? Terence Hill? Ivanhoe?
Ik, anders een ongeremde flapuit, gaf mijn geheim niet prijs. Het zou tot het allerlaatst een verrassing blijven.
Onder leiding van mijn moeder waren mijn vrienden en Michiels moeder vanaf ons huis naar de bioscoop gelopen. In de zaal zat ik tussen mijn kameraden in te wachten. Vechtend tegen mijn schaamte, proberend geen zielig hoopje mens te lijken.
Rondom mij voelde ik de spanning stijgen. Ja hoor, daar begon het …
“Hallo meneer de uil!”
Op de eerste dag na de vakantie ging het op het schoolplein snel rond: “Had je het al gehoord? Weet je al wat de film op Rolfs feestje was? De Fabeltjeskrant! Ha-ha-ha! Door Rolf zaten wij bij de Fabeltjeskrant!”
Michiel verklaarde iedereen die ernaar vroeg dat hij van tevoren niks had geweten. En ik mocht uitleggen hoe het zat. Dat ik het wel wist, maar dat het écht aan mijn moeder lag. Jaja. Zo’n middagje Fabeltjeskrant blijft jongens op die leeftijd nog lang bij. “Hallo, meneer de uil, uw onderbroek is vuil!” Ik genoot dus nog een flinke tijd na van mijn moeders verrassing.